De Nederlandse overheid hoopt in 2016 voor 5,6 miljard euro aan wegenbelasting te innen, 100 miljoen euro meer dan in 2016. Maar dat betekent niet dat iedere automobilist meer gaat betalen.
De meeste mensen associëren de motorrijtuigenbelasting (mrb) met de provincie. Dat is begrijpelijk, want bij de provinciale verkiezingen is het altijd een hot item. Mrb is ook de voornaamste inkomstenbron van de provincie en voor veel mensen ook nog eens het enige wat ze van hun provincie ‘merken’.
Dat is niet helemaal terecht. Meer dan de helft van wat je aan mrb betaalt, verdwijnt rechtstreeks in de schatkist van het Rijk. Het is ook het Rijk dat het basisbedrag en de grondslag voor de hoogte van mrb grotendeels vaststelt: op basis van het gewicht of op basis van de CO2-uitstoot.
En de provincies dan? Die heffen zogenaamde opgelden, dus een extra heffing boven op de mrb. Die heffing is een percentage van het basistarief dat is vastgesteld door het Rijk, en dat kan daarom per provincie fors verschillen. Zo moet je in Drenthe meer wegenbelasting aftikken dan in Noord-Holland. In de grafiek hieronder zie je het ‘opcententarief’ dat de provincies hanteren in 2016.
Wat meteen opvalt is dat er relatief grote verschillen zitten tussen de verschillende provincies. Vaak hangt het percentage af van hoe goed een provincie in de slappe was zit. Noord-Holland en Noord-Brabant zijn rijke provincies, onder meer vanwege de verkoop van energiebedrijven in het verleden. Zij zijn daardoor minder afhankelijk van de inkomsten uit opgelden dan bijvoorbeeld het armere Drenthe.
In welke provincies in 2016 duurder uit?
Het Rijk heeft de tarieven voor de mrb voor volgend jaar verhoogt. Er is inflatiecorrectie toegepast én de vrijstelling voor oldtimers is aangepakt. Het rijk kan dus meer geld verwachten, overigens ook dankzij de groei van het wagenpark. In onderstaande grafiek zie je dat het Rijk de afgelopen jaren de inkomsten uit de mrb behoorlijk heeft opgeschroefd.
De provincies hebben het ook tijdens de crisis behoorlijk bescheiden gehouden. Ook dit jaar weer. In 2016 zullen de provincies gezamenlijk zo'n 1,5 miljard euro uit opcenten halen, evenveel als in 2015. Het tarief daalt zelfs over de hele linie met 2,6 procent, maar door groei van het wagenpark blijven de inkomsten stabiel.
De situatie is niet in elke provincie gelijk. De meeste Nederlanders zullen een klein beetje meer betalen, maar vooral omdat het Rijk zijn deel omhoog heeft geschroefd.
De meest provincies houden het tarief nagenoeg gelijk. Er zijn een paar uitzonderingen. Automobilisten in Drenthe zijn duurder uit. De provincie had al het hoogste tarief, maar daar komt nog 1,9 procentpunt bij tot 92 procent. De Drentenaar draagt nu dus bijna evenveel mrb af aan de provincie als aan het Rijk. De Friezen gaan volgend jaar er als enige netto echt op vooruit. De provincie verlaagt het tarief met 27 procent.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl